‘EIGENLIJK ZOU JE DE HELE WERELD, EN OOK DE BODEM VAN DE ZEE, MOETEN ZIEN ALS JE EIGEN ACHTERTUIN.’

Jan van de Venis is jurist en een veelgevraagde spreker over mensenrechten en duurzaamheid. Als waarnemend Ombudspersoon Toekomstige Generaties en expert van de Verenigde Naties op het gebied van de rechten voor de natuur, zet hij de natuur en onze toekomstige generaties centraal in het denken over rechtvaardigheid. Onze collega Femke Wijdekop ging met Jan in gesprek: “De campagne om ecocide te erkennen als misdrijf verandert nu al het gedachteproces, het laat zien dat grootschalige vernietiging van het milieu ook op individuele managers te betrekken is.”

Op 10 december 2023 vieren we dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens 75 jaar bestaat. Onze wereld ziet er nu, met de klimaat-, biodiversiteits- en vervuilingscrises, heel anders uit dan in 1948. Is de Universele Verklaring toe aan een update en zo ja, hoe zou die eruit moeten zien?

Ik denk niet dat je aan de tekst van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens moet gaan klussen. Het is een mooie verklaring en in de basis zegt hij hele mooie dingen, maar in de Westerse landen zijn we op de eerste regel van het eerste artikel blijven hangen (“Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren.”) Maar juist de tweede regel haal ik altijd aan in mijn lezingen: “Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.” Met andere woorden, we zijn verbonden met elkaar, we hebben hoofd en hart en daarom moeten we handelen vanuit het besef dat we één samenleving, één mensheid zijn.

Net na die Tweede Wereldoorlog, en ook omdat het gepusht is door Westerse landen, is er veel meer aandacht gekomen voor de ik-rechten: ik heb vrijheid van religie, ik heb vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vergadering, het recht om niet gediscrimineerd te worden. Het is een ‘ik’-benadering geworden. En daar zie ik nu een grote mondiale inhaalslag die plaatsvindt en die ook verankerd wordt in het recht, waarbij we zeggen ‘we interpreteren die ik rechten nu anders. Het zijn ook wij-rechten en daar halen we ook toekomstige generaties bij’. Dat doet ook het VN Comité voor Mensenrechten, dat ten aanzien van klimaatverandering en duurzaamheid heeft gezegd dat het recht op leven onder druk komt voor ons en voor toekomstige generaties, als we zo doorgaan.

Ik vind het ook belangrijk om expliciet te noemen dat economische, sociale en culturele rechten in landen als Nederland rechtstreeks inroepbaar moeten zijn. Want dat is naar hun aard en hun kern zo, en zo legt de organisatie die het verdrag bewaakt, het VN-comité voor economische, sociale en culturele rechten, het ook steeds uit. Maar in Nederland kun je je recht op gezondheid niet rechtstreeks inroepen. En dat is raar, waardoor we het nu ook in procedures heel gekunsteld moeten doen. Dat is een update die moet plaatsvinden: de rechten die achter de Universele Verklaring zijn gehangen, die moeten duidelijker afdwingbaar worden. Want hoe bestaat het dat Nederland wel erkent dat een Urgenda-uitspraak klopt, maar vervolgens alleen maar aan het klimaatdoel gaat werken en niet de zorgplichten en positieve verplichtingen voor de overheid die in de uitspraak zijn vermeld, oppakt. Dat is bizar! Als je de uitspraak van de Hoge Raad, en de jurisprudentie die daarachter zit, leest, dan heb je gewoon een hele vergaande positieve verplichtingen voor een overheid om te voorkomen dat gevaar voor milieuschade zich verwezenlijkt. Daar wordt echter noch door de ambtenaren, noch door de Kamerleden op ingezet. Het wordt tijd dat Kamerleden zich bewust worden dat ze mensenrechten in hun rugzakje hebben, want die zijn ooit met een twee derde meerderheid aangenomen door het parlement en in de Grondwet terecht gekomen. De politiek is geen rechtenvrije omgeving. Laat dat nou een mooi statement zijn voor 75 jaar Universele Verklaring van de Rechten van de Mens!

In 2022 erkende de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties het mensenrecht op een schone, gezonde en duurzame leefomgeving. Hoe verhoudt zich deze ontwikkeling tot het verweer van bedrijven dat ze niet voor milieuschade aangepakt mogen worden wanneer zij een vergunning hebben en formeel aan de vergunningsvoorwaarden voldoen?

Om deze vraag te beantwoorden neem ik je mee in een drietrapsraket. Mensenrechten werken vanuit de overheid die de rechten van de burgers moet beschermen. Dat is de traditionele vorm van mensenrechten. Stap 2 is dat de overheid ervoor moet zorgen dat bedrijven mensenrechten niet schenden. En sinds een aantal jaren, en dat is stap 3, hebben bedrijven zelf ook de verantwoordelijkheid om mensenrechten te respecteren.

Ik ben het eigenlijk wel met bedrijven eens dat het gek is dat de overheid vergunningen afgeeft die gewoon niet kloppen vanuit mensenrechten. Maar daar kan een bedrijf zich niet achter verschuilen, want ook al heb je een vergunning van een overheid, dan nog kun je, ook al blijf je binnen die vergunning handelen, naar anderen toe wel onrechtmatig handelen. Dat is een mooie stap in het Nederlands systeem. Ik mag bijvoorbeeld vanuit een vergunning gevaarlijk vuilnis opslaan in mijn tuin, of van de gemeente een bepaalde hoeveelheid lawaai maken. Maar daar kan mijn buurman zoveel last van hebben, dat het wel degelijk onrechtmatig is. Kortom, ook al heb je een vergunning, je moet los van wat je van de overheid mag, ook bekijken of dat wat je doet wel OK is naar je buren toe en zelfs naar het hele land, en ook naar toekomstige generaties toe. En daar vallen heel veel bedrijven door de mand, en eigenlijk weten ze dat ook, maar ze denken zich vaak achter een vergunning te kunnen verschuilen.

Met het nieuwe aangenomen mensenrecht op een schone, gezonde en duurzame leefomgeving is de verhouding tot het milieu en duurzame ontwikkeling duidelijk geworden. Maar eigenlijk is hier niets nieuws in erkend, er waren al ruim 140 landen die het recht op een schoon en gezond leefmilieu in hun Grondwet hadden staan, meerdere regionale verdragen noemden het al, en in Nederland gold al lang onder de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dat er rechtsbescherming was in het kader van het milieu. Dat weten die bedrijven, en hun advocaten, ook heel goed.

Maar is het mensenrecht op een schone, gezonde en duurzame leefomgeving weerbaar genoeg om gewicht in de schaal te leggen wanneer er een beroep op stevig verankerde doctrines wordt gedaan, zoals het vertrouwensbeginsel en het legaliteitsbeginsel?

Ik denk van wel. Ik denk daarbij aan ontwikkelingen binnen de Verenigde Naties, 10 jaar voordat het recht op een schone, gezonde en duurzame leefomgeving in 2022 werd erkend, waarbij allerlei speciale gezanten in verschillende specifieke onderzoeksrapporten de link hebben gelegd tussen milieu en kinderrechten, milieu en het bedrijfsleven, milieu en klimaatverandering en milieu en giftige chemische stoffen. In al deze onderzoeken zijn heel duidelijk de positieve verplichtingen van de overheid weergegeven en de verplichtingen van het bedrijfsleven. Er zijn zelfs Framework Principles on Human Rights and the Environment uitgevaardigd, en die zijn door de Mensenrechtenraad van de VN aangenomen. Er zijn daarnaast honderden proefschriften over milieu en mensenrechten geschreven. Kortom, het is gewoon heel goed onderzocht en verankerd. En er komt maatschappelijk verantwoord ondernemen wetgeving en Europese due diligence wetgeving aan. Met het bestaande raamwerk zou iedere rechter, maar ook iedere bedrijfsjurist, kunnen werken – als ze dat zouden willen. Ze kiezen ervoor om het niet te doen, om het niet in te vliegen via mensenrechten. Terwijl het verrassend eenvoudig is, wat er uit die mensenrechtenverplichtingen rolt. Zo heeft bijvoorbeeld het Deense mensenrechteninstituut al een aantal jaar geleden een hele duidelijke checklist gemaakt voor bedrijven waar ze zich qua due diligence aan moeten houden, om wat mensenrechten betreft goed te zitten. En als je dan kijkt naar Nederland, dan betekent dit dat Chemours moet stoppen met PFAS lozen, dat Tata Steel de Kooksfabrieken 1 en 2 moet sluiten. De mensenrechtenverplichtingen voor bedrijven zijn eigenlijk heel duidelijk.

Wat er voor mij schort is dat we eigenlijk al 20 jaar met een extreem achterhaald Grondwetsartikel leven in Nederland. Dat is artikel 21 Grondwet: “De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu.” Dit artikel is aan allerlei kanten ingehaald. De rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is verder, het internationaal erkende mensenrecht is verder, ook de civiele en politieke rechten zijn veel verder. Het vraagt eigenlijk om duidelijkheid, voor iedere actor in Nederland, dat het recht op een gezond en schoon leefmilieu expliciet in de Grondwet wordt erkend en duidelijk wordt opgeschreven. Als je internationaal een mensenrecht erkent, moet je dat wel in je eigen land implementeren, en dat doet Nederland steeds niet. Uit het laatste mensenrechtenexamen van Nederland kwamen 18 aanbevelingen op klimaat, milieu en de rol van het bedrijfsleven, dat is een record. Nederland heeft toegezegd ervoor te zorgen dat bedrijven geen mensenrechten meer schenden, en dat doe je door betere wetgeving te maken. Maar Nederland heeft dit niet gedaan, en daar zit het gat.

Stel, het Wetsvoorstel Strafbaarstelling Ecocide wordt aangenomen en ecocide wordt een misdrijf in Nederland. Hoe draagt dit bij aan het weerbaar maken van het mensenrecht op een schoon en gezond leefmilieu in Nederland?

Er is geen silver bullet, maar deze vier pijlers zijn elkaar de laatste jaren enorm aan het versterken in de richting van accountability. Als ecocide strafbaar wordt, in combinatie met het recht op een schoon leefmilieu, met het erkennen en meenemen van de rechten van toekomstige generaties en met de rechten voor de natuur, dan gaan we doen wat we nu niet doen. En dat is het ondervangen van een gigantische aansprakelijkheidskloof. Een bedrijf heeft nu rechten, en daar moeten we rekening mee houden, maar als de natuur ook rechten krijgt, dan is ecocidewetgeving ook weer een logischere stap. Dan zal een manager al in zijn opleiding leren dat hij niet alleen aansprakelijk is als zijn bedrijf failliet gaat door een ernstig verwijt, maar dat hij ook strafrechtelijk aansprakelijk is als hij milieu en mensenrechten schendt. Dan kijken ze wel uit. Nu denken ze er wel weg mee te komen, en dat gaat veranderen. Dat zien we ook al gebeuren met de aangiftes rondom Tata Steel en Chemours. Dat laat zien, ‘we pikken het niet langer’. De campagne om ecocide te erkennen als misdrijf verandert nu al het gedachteproces, het laat zien dat grootschalige vernietiging van het milieu ook op individuele managers te betrekken is.

Je bent waarnemend Ombudspersoon Toekomstige Generaties. Hoe draagt ecocidewetgeving eraan bij dat wij als samenleving een goede voorouder zijn voor toekomstige generaties?

Al deze vier pijlers waaraan we werken vinden eigenlijk hun basis in inheemse of traditionele wijsheid. Voor inheemse mensen is er een verbinding met al wat leeft, dus dat ga je niet vernietigen. Er is voor hen ook een verbinding met toekomstige generaties, en met de voorouders, vanuit het nu. Wij denken al heel snel dat onze voorouders iets van lang geleden zijn, maar veel van wat ik vandaag ben en doe, maar ook bepaalde DNA-afwijkingen en gezondheidsproblemen, is beïnvloed door mijn voorouders. Dat kan zelfs stress zijn, want we weten nu vanuit de epigenetica dat we ook ziektes kunnen doorgeven. Dus als ik over toekomstige generaties begin, haal ik daar ook mijn voorouders bij. Daar voel ik me mee verbonden. En vanuit die verbinding haal ik ook mijn toekomstige generaties naar vandaag. Als je al kinderen en kleinkinderen hebt, is dat makkelijk, dan verbind je je daar meteen mee. Maar hun leefwereld, daar houden we eigenlijk geen rekening mee. Als we dat wel zouden doen, dan zijn thema’s zoals ecocide, rechten van de natuur en rechten van toekomstige generaties hartstikke logisch. Want wat wij vandaag hebben, willen we ook doorgeven aan de toekomstige generaties van al wat leeft. Het gaat daarbij ook om de toekomstige generaties van niet-menselijk leven. Maar zoals Amartya Sen zegt, ‘Mensenrechten en milieuactivisten weten precies hoe de wereld eruit moet zien. Maar ze vinden het heel moeilijk om de wereld van vandaag in stappen te brengen naar de wereld zoals die zou moeten zijn’.

We kunnen niet alleen tegen het systeem zoals het nu is aanschoppen en zeggen ‘het gaat verkeerd’, we moeten volop in de wereld van vandaag stappen en mensen bij de hand nemen, en dat doen we met ecocidewetgeving. Daarmee stap je echt de wereld van het strafrecht in. Ik ben al vijftien jaar geleden de wereld van mensenrechten ‘ingestapt’ en heb eindelijk het College voor de Rechten van de Mens om. Ze hebben nu een rapport geschreven aan de VN over mensenrechten en milieu. Je ziet dat het voor die echte verandering nodig is om de samenleving zoals die nu werkt, mee te nemen, anders lukt het niet.

Door de energietransitie zal de vraag naar mineralen die nodig zijn voor duurzame vormen van energieopwekking, zoals koper, nikkel, kobalt en mangaan, explosief stijgen. Met ons project Bottom Linevragen wij samen met een coalitie van maatschappelijke organisaties, onder leiding van IUCN NL, aandacht voor het gevaar dat het mijnen van deze transitiemineralen tot nieuwe ecocides leidt. Hoe denk jij dat we ecocidaire winning van transitiemineralen kunnen voorkomen? 

Dit vraagt om het inrichten van nieuwe en duidelijke werkprocessen, die ervoor zorgen dat ecocide niet plaatsvindt. Ik ben het helemaal met je eens dat dit een groot gevaar vormt, en tegelijkertijd is de transitie nodig. Je ziet dat de mens maar weinig rekening houdt met toekomstige generaties als we kijken naar waar we naartoe willen. Maar als wij met het Lab Toekomstige Generaties een oefening doen waarbij we ons inleven in een mooist mogelijke toekomst, dan zie je dat iedereen, hoe links of rechts ze ook stemmen, een inclusieve, groene, rustige en vredige samenleving wil voor zijn achterkleinkinderen, waarbij technologie aanwezig is maar niet overheerst.
We zullen daarnaast ook genoegen moeten gaan nemen met minder. Kijken waar we kunnen besparen, minder spullen kopen en meer genieten van elkaar, en vooral van buiten. En terwijl we in deze processen zitten komt er steeds meer technologie beschikbaar. We zien nu dat de eerste batterijen zich aandienen die zonder die kritieke materialen als kobalt en mangaan geproduceerd kunnen worden. We mogen vertrouwen hebben in dit soort technologische ontwikkeling, maar dat moeten we ook aanjagen en dat is nu ook een probleem. Er zit geen duidelijk overheidsbeleid op, en daarom blijven we steeds maar achterlopen.

Eigenlijk zou je de hele wereld, en ook de bodem van de zee, moeten zien als je eigen achtertuin. Dan ga je heel zorgvuldig te werk. Je gaat niet een mineraal uit je tuin, die je nodig hebt, uit de grond halen op een manier die je hele tuin verknalt. Maar omdat het ver ons bed is, maakt het ons niet zoveel uit. We moeten ons weer plaatsen in het systeem waar we onderdeel van zijn. Nu plaatsen we ons erbuiten, en gaan we op zoek naar andere planeten en willen we zelfs de zeebodem exploiteren om te voorzien in onze energiebehoeften. We doen het onszelf aan.

Tot slot, hoe kunnen we ons hart en onze hersenen trainen om in de lange termijn te denken, en dat tot nieuwe gewoonte maken?

Dat moet je zowel in het groot als in het klein doen. In het groot pleiten we er met het Lab Toekomstige Generaties voor om een goede wet op het welzijn van toekomstige generaties te maken, waarbij je een onafhankelijke waakhond aanstelt en net zoals in Finland en Litouwen een commissie in de Kamer inricht die alle wetgeving doorlicht op de impact op toekomstige generaties. Dat zorgt ervoor dat alle overheidsorganen en alle adviesorganen de belangen van toekomstige generaties moeten meenemen. In het klein gaat het erom dat je bij het nemen van belangrijke beslissingen je afvraagt wat het effect ervan is op toekomstige generaties, en dat je je verbindt met de natuur. Dat is een kwestie van oefenen, van je steeds verbinden met de planeet, erop uitgaan in de natuur en je laten verwonderen en aanraken, om die ervaringen vervolgens te integreren in je werk.